Griffon Bleu de Gascogne

Griffon Bleu de Gascogne

Contactpersoon - Mw. M. de Haas-Hiemstra (email)

Geschiedenis

De herkomst van dit ras is te vinden aan de voet van de Pyreneeën. In deze streek worden ze bleu griffonés genoemd. De Griffon Bleu is ontstaan uit een kruising van een Bleu de Gascogne en een griffon. Welke griffon de grondslag vormt is niet bekend. Het kan de Vendéen zijn, maar ook de Nivernais.

Uiterlijk

De kruising tussen de Bleu en de griffon geeft een uiterst aantrekkelijke ruwharige hond.De oren zijn minder laag aangehecht dan bij de overige Bleu-variëteiten en ook minder gedraaid. De kastanjekleurige ogen stralen een enorme levendigheid uit. De beharing is ruw en borstelig, nooit sluik of gekruld. De kleur is blauwschimmel met platen en een bruin (tan) aftekening boven de ogen, op de snuit en de onderste delen van de poten. De Griffon Bleu behoort tot de middenslag en heeft een schofthoogte van 48 tot 57 cm.

Gezondheid

De Bleu de Gascogne is een echte zuiderling: adoreert warmte en heeft een hekel aan kou.

Karakter en gedrag

De Gasconse invloed uit zich in een zacht karakter, dat makkelijker tot gehoorzaamheid leidt dan bij de andere Griffon-rassen. Uiteraard heeft hij een consequente opvoeding nodig, maar een harde aanpak verdraagt hij niet. Het is een rustige en aanhankelijk hond, die weinig verlangt en zich makkelijk aanpast. Hij moet alleen wel de gelegenheid hebben de energie die eigen is aan een griffon kwijt te kunnen.

Werken met

Het ras kan op elk terrein worden ingezet en op elke wildsoort, maar wordt ook vaak gebruikt voor de jacht onder het geweer. De voornaamste prooidieren zijn het haas en het everzwijn. Ze bezitten een goede reukzin. Het zijn goede jagers zonder koppig te zijn, maar ze hebben wel de neiging tot bepaalde zwakheden. Ze volgen het spoor vrij snel en met regelmatige gangen, die wijzen op een zekere hardheid. Daar de meutejacht in Nederland vrijwel niet (door particulieren) beoefend wordt, vervalt deze jachtvorm voor de Griffon Bleu. Wat wel mogelijk is, is het zweetwerk, d.w.z. het uitwerken van een kunstmatig gelegd bloedspoor. Ook dit zweetwerk verricht de hond vol overgave.

Beknopte rasstandaard

Land van oorsprong: Frankrijk
Gebruik: Een veelzijdige hond die gebruikt wordt voor de jacht onder het geweer op haas. Zijn gehardheid en fijne neus zijn ook een waardevolle hulp op het spoor van het everzwijn.
Korte geschiedenis: Van oorsprong komend uit de Pyreneeën als kruisingsproduct van een Bleu de Gascogne van middelmatige schofthoogte met een Griffon. Na zogenaamd uit de kynologie verdwenen te zijn, kent het ras tegenwoordig een belangrijke wederopbouw.

Algeheel beeld

Een boers uitziende Griffon, stevig gebouwd, het midden houdend tussen de beide rassen waaruit hij is ontstaan.

Gedrag/karakter

Gedrag: fijn van neus, diep keelgeluid, geschikt voor de wijze van jagen, maar ook ijverig en ondernemend. Karakter: bijdehand, levendig en erg aanhankelijk.

Hoofd

Schedel: van voren gezien licht gewelf en niet te breed; de achterhoofdsknobbel is weinig geaccentueerd.Van opzij gezien is de achterzijde van de schedel spitsboogvormig. Het voorhoofd is vol.
Stop: weinig geaccentueerd.
Neus: zwart, breed, neusgaten goed open.
Lippen: weinig ontwikkeld; net de onderkaak bedekkend.
Snuit: recht of iets oplopend, van vrijwel dezelfde lengte als de schedel.
Kaken: schaargebit. Snijtanden haaks in de kaken geïmplanteerd.
Wangen: droog.
Ogen: ovaal van vorm, kastanjebruin. Expressieve en levendige uitdrukking.
Oren: soepel, zonder overdrijving gedraaid, iets puntig. Ze moeten de neus bereiken en mogen de neuspunt niet voorbijgaan. Aangehecht juist onder de ooglijn.
Hals: vaak slank met iets keelhuid.

Lichaam
Rug: stevig, kort.
Lendenen: gespierd, licht oplopend.
Romp: heel licht oplopend.
Borst: goed ontwikkeld.
Ribben: gerond zonder overdrijving.
Flanken: vol, onderbelijning iets oplopend naar achteren.
Staart: voldoende bevederd, de punt van de sprongen bereikend, stevig aangezet, in een vrolijke sabelvorm gedragen.

Ledematen

Voorhand
Algemeen beeld: stevige en goed gehoekte voorhand, niet zwaar.
Schouder: voldoende schuin en gespierd.
Elleboog: dicht tegen het lichaam.
Onderarm: stevig.
Voeten: ovaalvormig, tenen droog en gesloten. Voetkussens en nagels zwart.
Achterhand
Algemeen beeld: hoekingen regelmatig. Achterhand goed ontwikkeld.
Dijbeen: goed gespierd.
Sprong: goed aflopend.
Gangen: soepel en levendig.

Huid
Voldoende dik, soepel. Zwart of sterk gepigmenteerd met zwarte vlekken, nooit geheel wit. Haarloze zones zwart.

Vacht
Beharing: hard, ruw en borstelig. Iets kort op het hoofd, waar de wenkbrauwen de ogen niet bedekken. Veel korter en glad op de oren.
Kleur: geheel gespikkeld (zwart en wit) wat een leisteenblauw effect geeft; met of zonder zwarte vlekken.Twee zwarte vlekken aan weerszijden van het hoofd, de oren bedekkend tot op de wangen. Ze komen niet samen op het hoofd, maar laten een witte scheiding in het midden waarin zich meestal een zwarte vlek bevindt die ovaalvormig is: een kenmerk van het ras.Twee min of meer felle tanaftekeningen boven de arcadeboog (quatroeille). Men treft tanaftekeningen eveneens aan op de wangen, de lippen, aan de binnenkant van de oren, op de ledematen en onder de staart.

Schofthoogte
Reu 50 tot 57 cm, teef 48 tot 55 cm