ErdéLyi Kopó

Erdélyi Kopó.

Contactpersoon - Mw. Nagy. (email)


Geschiedenis

De Erdélyi Kopó, zoals het ras bij zijn erkenning werd genoemd, was vroeger onder meerdere namen bekend, zoals Transsylvanische Brak of Siebenburger Bracke. Erdelyi is het Hongaarse woord voor Transsylvanie en Kopó betekent lopende hond (brak). Siebenburger land is het hoogland dat westelijk van het door de Karpaten en Transsylvanische Alpen gevormde gebergte ligt.
De Erdélyi Kopó is een van de oudste Hongaarse jachthonden.
Over de ontwikkeling van de Erdélyi Kopó zijn meerdere theorieën geschreven. Hoogstwaarschijnlijk is hun oorsprong terug te leiden naar de grote volksverhuizing waar de Hongaarse stammen werden vergezeld door brakken. Deze werden vermengd met in de Karpaten aanwezige Keltische brakken. Zij jaagden zelfstandig of met een meute op groot wild zoals beren en reeën. Zij moesten het wild opsporen en naar de jagers toe drijven.
Tot de middeleeuwen was jagen met brakken een zeer populaire bezigheid in Hongarije. De jacht was voor de adel en koningshuizen een zeer geliefde tijdsbesteding. Dit is terug te vinden op schilderijen en reliëfs. Vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw is de populariteit van deze hond afgenomen. Door de veranderende infrastructuur was steeds minder behoefte aan jagende bonden.
Na de tweede wereldoorlog werd door de Roemeense regering besloten om in Transsylvanië (toen al Roemeens grondgebied) alle Erdélyi Kopó's af te maken deels door afgunst jegens de Hongaren.
In 1968 is het na een lange zoektocht gelukt nog een aantal raseigen hoogbenige brakken op te sporen en deze werden door de dierentuin van Budapest gekocht. Daar is men toen begonnen deze oeroude bond opnieuw te fokken. Tot op de dag van vandaag is dit ras nog steeds zeldzaam. In Hongarije zelf zijn nog maar een beperkt aantal hoogbenige brakken aanwezig.
De laagbenige varianten zijn zeer schaars. Het eerste raszuivere laagbenige Kopó nest is in 1995 geboren.
Tot nu toe zijn er 6 nesten geboren met verschillende bloedlijnen. Terugfokken van de laagbenige Erdélyi Kopó's is in volle gang.

Belangrijk

Dit ras is alleen geschikt voor mensen die veel tijd en energie willen investeren in hun hond. Omdat het op en top jachthonden zijn, is het vroegtijdig aanleren van commando's zeer belangrijk. Dagelijks lange wandelingen of fietstochten zijn een vereiste.

Karakter en gedrag

De Erdélyi Kopó is een veelzijdige hond.
Een jonge Erdélyi Kopó is temperament vol, onvermoeibaar en altijd klaar voor een spel. Na de pubertijd worden ze wat rustiger en kunnen ze de hele dag in hun mand blijven liggen. Zij blijven hun hele leven lang speels. Op de leeftijd van 2 a 3 jaar zijn ze geestelijk volwassen. Ze zijn zeer aanhankelijk, met kinderen zijn ze geduldig en toegeeflijk. Met hun afhankelijkheid en lieve karakter kunnen zij hun bazen om hun "vingers" (poten) heen winden. Tegenover vreemden zijn ze wantrouwig maar nooit agressief. Ze vallen nooit aan, maar als het nodig is kan bij zijn baas verdedigen.
Ze zijn zeer intelligent, leren makkelijk en weten precies wat zijn baas bedoelt. Het kan alleen een probleem zijn dat ze niet altijd datgene uitvoeren wat de baas wil. Op zo een moment kunnen ze zeer dom overkomen of "Oost Indisch doof" zijn.
Ze zijn gewend in een grote ruimte te bewegen en zijn zeer zelfstandig. Een Kopo kan niet tegen dressuur en dwang. Een dergelijk aanpak werkt bij dit ras averechts. Met geduid en op een speelse, consequente manier van begeleiding kan men fantastische resultaten bereiken. Een Erdélyi Kopó kan het hele jaar door buitengehouden worden en is goed tegen temperatuurwisselingen bestand.
Erdélyi Kopó's kunnen het met andere honden goed vinden, zoals een echte meutehond.

Gebruik

Hij is geschikt voor hondensport, maar jagen is zijn lust en leven.
Hij heeft een uitstekende reuk en oriëntatie vermogen. In de bossen kan hij de weg altijd terug vinden. Met veel passie gaat hij achter het wild aan en een zwaar terrein is geen probleem. Zijn uithoudingsvermogen is enorm, op een jacht kan hij 80-100km lopen en tijdens de jacht heeft hij een hoge blaf. De hoogbenige variant wordt gebruikt voor wildzwijn en hertenjacht en de laagbenige voor de jacht op vossen en hazen.
De hond wordt gefokt om zelfstandig het spoor van het wild op te sporen en vervolgens dit wild naar de jagers toe te drijven.
Tegenwoordig wordt hij nauwelijks meer gebruikt voor drijfjacht, maar is ook uitermate geschikt voor het opzoeken van aangeschoten wild.

Beknopte rasstandaard

Land van herkomst: Hongarije
Korte geschiedenis van het ras:
De Erdélyi Kopó is een Hongaarse variant van de Centraal-Europese drijvende rassen. Hij is echter vermengd met de Poolse, deels oriëntaalse 'Foxhoundrassen' en is hierdoor iets lichter en eleganter geworden. Hij is buitengewoon sterk, heeft een groot uithoudingsvermogen en kan de jager zelfs op erg zwaar terrein volgen. Het ras kent twee variëteiten. De hoogbenige variëteit wordt voornamelijk gebruikt voor de jacht op wilde zwijnen, herten en lynxen, terwijl de laagbenige variëteit op vossen en hazen jaagt. Beide variëteiten hebben een hoge blaf, waar door je ze goed kunt horen. Het ras komt in Hongarije slechts bijzonder weinig voor, buiten Hongarije helemaal niet. Het is een kynologische rariteit.


Algemeen
De Erdélyi Kopó is een middelgrote, goed gebalanceerde, sterke hond met een groot uithoudingsvermogen.

Hoofd
Middelgroot, met een goed gevulde voorsnuit en een tamelijk diepe snuit met een stomp profiel. De schedel is licht gewelfd, licht aangegeven wenkbrauwen. Tamelijk vlakke stop, vlakke neusrug, droge lippen en wangen, zwarte neusspiegel.

Ogen
Middelgroot, ovaal, donkerbruin, met droge oogranden en een vriendelijke uitdrukking.

Oren
Matig hoog aangezet, worden dicht, tegen de wangen aan gedragen, tamelijk kort, reiken tot boven de ogen.

Gebit
Schaargebit.

Hals
Matig lang, goed gespierd.

Lichaam
Licht rechthoekig, met een ruime en lange borstkas. Vlakke ruglijn met een lichte welving boven de lendenen. Licht opgetrokken buiklijn.

Ledematen
Normale botten voor dit formaat hond, tamelijk open hoeking zowel voor als achter, goed gespierd. Laaggeplaatste sprongen.

Voeten
Rond, goed gesloten, met sterke nagels.

Staart
Laag gedragen, het onderste derde deel iets omhoog gebogen. Bij de jacht kan de staart licht gekruld over de rug worden gedragen. Hij moet tot aan de sprongen reiken.

Vacht
De hoogbenige variëteit heeft een dikke, tamelijk stugge en glanzende vacht, terwijl de laagbenige variëteit een korte, sterke, gladde en glanzende vacht heeft. Kleur; de basiskleur van de hoogbenige variëteit is zwart met een bruine en witte aftekening. De laagbenige variëteit heeft een bruinrode basiskleur met een witte aftekening. De neusspiegel van deze variëteit mag bruinrood zijn.