Duitse Brak

Duitse Brak

Geschiedenis

De Duitse Brak behoort tot de lopende jachthonden. In de 19e eeuw werd de rasstandaard voor de Duitse Brak opgesteld. De Duitse Brak in zijn huidige verschijningsvorm komt vooral veel voor in Olpe in het Sauerland en wordt gebruikt voor de jacht op haas, konijn, wild zwijn en edelhert.

Dat de Duitse Brak in Olpe in de geschiedenis een belangrijke rol heeft gespeeld is te zien in de kerk die midden in het centrum staat. Deze kerk bevat een groot glas in lood raam waarop een jager met een Duitse Brak. De Duitse Brak speelt nu nog een belangrijke rol. Aan de achterzijde van de kerk staat een monument dat geschonken is door de Deutscher Bracken-Club ter ere van het 100-jarig bestaan.

Gezondheid

De Nederlandse Brakkenclub stelt zich tot doel het verbeteren en in stand houden van de aangesloten Brakkenrassen. Zij doet dit door informatie te geven en afspraken te maken met fokkers. Zo wordt er gestreefd de rassen gezond van lichaam en karakter te houden. De honden moeten niet alleen uiterlijk aan de rasstandaard voldoen, maar ook vrij zijn van erfelijke afwijkingen en een goed karakter hebben.

Karakter en gedrag

Brakken zijn zachtaardige, aanhankelijke tot iets verlegen honden met een sterke jachtpassie. In huis is het een ideale hond, lief, rustig en gehoorzaam, echter buiten is het een fervent jager. Dit typerende karakter kan behouden worden als u de hond met aandacht en zorg opvoedt. Consequent zijn is erg belangrijk. Met het belonen van goed gedrag wordt meer bereikt dan met het bestraffen van verkeerd gedrag. Het is belangrijk, dat baas en pup volkomen aan elkaar wennen en wederzijds vertrouwen opbouwen. Ook is het aan te bevelen een puppycursus te gaan volgen. Een Brak heeft veel lichaamsbeweging nodig. Dit kan een vrije wandeling zijn, of trainen met de hond. Als de hond de leeftijd van 1 jaar bereikt heeft kunt u ook met hem gaan fietsen. U kunt dan met een half uur tot drie kwartier volstaan. Laat de hond niet loslopen in de buurt van verkeer. Als hij een geur in zijn neus krijgt, vergeet hij alles om zich heen en let niet op auto's. Blijf bij het wandelen nooit wachten, maar loop rustig door en fluit af en toe. U zult merken dat de hond later weer vlak bij u is. Bent u de hond kwijt, ga dan terug naar de plek waar hij u voor het laatst heeft gezien en wacht af. De Brak zal daar altijd terug komen, dat kan ook bij uw auto zijn. Komt hij terug, zelfs na enkele uren, straf de hond dan nooit. Terugkomen bij de baas moet altijd beloond worden.

Werken met de Duitse Brak

Een Duitse Brak is bij uitstek geschikt om mee te werken.
Het is immers een jachthond in het bezit van een sterke jachtpassie. Deze jachtpassie begint zich te manifesteren op jonge leeftijd. Daarom is het belangrijk dat u van jongs af aan een goede band met uw hond opbouwt om vervolgens de hond door training goed onder appèl te krijgen. Daarna zou begonnen kunnen worden de Brak op te leiden tot jacht-gebruikshond. Ook als u zelf niet jaagt kunt u met de hond zweetsporen (zweet is bloed) gaan lopen. U kunt er van verzekerd zijn dat het werken met de Brak voor zowel u als voor de hond een uitermate plezierige bezigheid is. U leert op deze manier uw hond beter begrijpen. Het uithoudingsvermogen van de honden is goed en zij kunnen volop rennen. Ze kunnen ook goed overweg met kinderen en zijn ook echte gezelschapshonden. Meer informatie over het werken met Brakken kunt u verkrijgen bij de commissie Jachtzaken van de Nederlandse Brakkenclub.

Beknopte rasstandaard

Belangrijke afmetingen

Lichaamsbouw

De lengte van het hoofd van een middenslag hond is circa 21 cm. De lengte gemeten van snuit tot tussen de ogen 9 cm. Schofthoogte: 40 tot 53 cm.

Algemeen beeld

Dat van een lichtgebouwde jachthond, die hoog op de benen staat, sierlijk maar sterk gebouwd, met een edel doch naar verhouding licht hoofd, mooie oren en een goed gedragen, echter een in verhouding tot de edele verschijning van de hond opvallend dikke staart. Het lichaam lichtelijk opgetrokken.

Hoofd

Licht, droog, gestrekt. Van voren gezien toont het hoofd smal en gestrekt, de schedel slechts weinig breder dan het zeer geleidelijk in de snuit overgaande niet scherp uitstekende wanggedeelte.

Schedel: Licht gewelfd, achterhoofdsbeen is maar weinig zichtbaar.

Stop: Minimaal.


Neusrug: Licht gebogen.

Lippen: Matig overhangend, kleine mondhoek.

Gebit: Sterk en gelijk, hoektanden sterk ontwikkeld, schaar - en tanggebit toegestaan.

Oren: Lang, ongeveer 14 cm en breed,ongeveer 9 cm, ondereind afgerond, breed en vlak langs het hoofd hangend.

Hals: Matig lang en vrij sterk in verhouding tot het hoofd.

Lichaam

Rug: Licht gewelfd, met een enigszins omlaag hellend kruis.

Borst: Diep, reikt tot beneden de ellebogen, licht gewelfd met lange borstkas.

Staart: Lang, begint opvallend zwaar. Ter bescherming tegen het slaan tegen bomen en takken, is deze lang en dicht behaard. Daardoor is de staart dik, maar loopt toch in een punt uit, enigszins borstelig. De staart wordt hangend, in een lichte boog omhoog gedragen.

Voorbenen: Hoog, zeer goed gevormd, droog, fijn van bot en pezig.

Schouders: Droog

Ellebogen: Goed aansluitend.

Achterhand: Dij van opzij gezien breed en vol, de schenkel lang en niet zeer breed, in de gewrichten goed gehoekt.

Voeten: Langer dan kattenvoeten, stevig en goed aangesloten tenen.