Basset Bleu de Gascogne

Basset Bleu de Gascogne

Contactpersoon - Mw. M. de Haas-Hiemstra  

Geschiedenis

De Basset Bleu is bekend sinds 1893, al zullen er ook voor die tijd wel Bassets Bleus bestaan hebben, doch daarover staat niets op papier. De deskundigen zijn het er nog altijd niet over eens of de Basset Bleu ontstaan is uit een mutatie of dat er in de voorouders van de betreffende honden een briquet (een middenslag) voorkwam, afkomstig uit een kruising van een briquet en een basset.

Uiterlijk

De Basset Bleu is een kortharige basset met een schofthoogte van 35 to 38 cm. Hij dient dezelfde kenmerken te hebben als de Grand Bleu: verleidelijke vacht, voldoende adel in het hoofd, een sterk beendergestel en voldoende zwaarte, zonder dik te zijn. Het hoofd toont een licht geaccentueerde achterhoofdsknobbel. De oren zijn laag aangezet, lang, minimaal de neuspunt bereikend en naar binnen gedraaid. De ogen zijn donkerbruin met een zachte uitdrukking. De beharing is kort, dik en gesloten. De kleur is blauwschimmel met platen en een bruin (tan) aftekening boven de ogen, op de snuit en de onderste delen van de poten.

Gezondheid

De Basset Bleu de Gascogne beschikt over een goede gezondheid. Hij kan een hoge leeftijd bereiken. Wel is het een echte zuiderling: hij adoreert warmte en heeft een hekel van kou. Dit brengt met zich mee dat hij in de Hollandse winter makkelijk een verkoudheid kan opdoen.

Karakter en gedrag

De Bleu de Gascogne is intelligent en heeft een extreem zacht karakter, zodat hij makkelijk op te voeden is. Uiteraard heeft hij een consequente opvoeding nodig, maar een harde aanpak verdraagt hij niet. Het is een aanhankelijke en trouwe kameraad. Tegenover vreemden toont hij een zekere terughoudendheid. De Basset is speels en actief, maar daarnaast ook rustig in huis. Geef de hond de gelegenheid om te rennen en zijn energie kwijt te kunnen en u zult weinig problemen hebben.

Werken met de Basset Bleu de Gascogne

In Frankrijk wordt de Basset Bleu voornamelijk gebruikt voor de jacht op konijn en haas. Dit alles doet hij zeer langzaam en rustig, maar met een goed resultaat. Deze jachtvorm wordt in Nederland niet beoefend (een enkeling uitgezonderd). Wat wel mogelijk is, is het zweetwerk, d.w.z. het uitwerken van een kunstmatig gelegd bloedspoor. Ook dit zweetwerk verricht de hond vol overgave.

Beknopte rasstandaard

Land van oorsprong: Frankrijk
Gebruik: hond voor de jacht onder het geweer, soms voor de lange jacht, zowel zelfstandig als in meute-verband. Zijn voorkeur gaat uit naar de jacht op konijn en haas.
Korte geschiedenis: Het ras ontstond aan het eind van de 19e eeuw, onder invloed van enkele jagers uit het westen. Sinds dat moment is de evolutie van het ras constant geweest zowel in de noodzakelijke morfologische aanpassing als in het bewaren van de kwaliteiten van de hond uit de Midi.

Algeheel beeld

Basset in hoge mate gelijkend op de grote hond waar hij vanaf stamt; tamelijk zwaar maar niet overdreven.

Belangrijke verhoudingen

Hoogte/lichaamslengte: ongeveer 5/8, borstdiepte/hoogte: ongeveer 2/3
Gedrag/karakter

Gedrag

Goede speurzin, actief, gehoorzaam en levendig. Geschikt voor zijn wijze van jagen; bezit een mooi keelgeluid.
Kan goed in meute-verband werken.

Karakter

Aanhankelijk en vrolijk, moet zich kunnen uiten.

Hoofd

Schedel: Van voren gezien licht gewelf en niet te breed; achterhoofdsknobbel is zichtbaar. Van opzij gezien is de achterzijde van de schedel spitsboogvormig. Het voorhoofd is vol.
Stop: Weinig geaccentueerd.
Neus: Zwart, breed, neusgaten goed open.
Lippen: Licht hangend, de onderkaak bedekkend; het uiteinde van de snuit een vierkant profiel gevend. De mondhoeken zijn duidelijk zichtbaar zonder slap te zijn.
Snuit: Van dezelfde lengte als de schedel, stevig, licht oplopend.
Kaken: Schaargebit. Snijtanden recht in de kaken geplaatst.
Wangen: Droog; de huid mag in 1 of 2 plooien vallen.
Ogen: Ovaalvorming, lijken diep te liggen, bruin. Zachte uitdrukking, iets triest.
Oren: Karakteristiek voor de Bleu de Gascogne. Ze zijn dun, gedraaid, eindigen in een punt en moeten de neuspunt voorbij reiken. Het oor is smal bij de aanzet, die onder de ooglijn ligt.
Hals: Tamelijk lang, iets gebogen; ontwikkelde keelhuid, echter zonder overdrijving.

Lichaam

Rug: Lang, stevig.
Lendenen: Kort, goed aangehecht, soms gebogen.
Romp: Licht oplopend.
Borst: Vol, goed ontwikkeld in lengte: ze komt onder elleboogniveau. Borstbeen duidelijk zichtbaar aan de voorzijde en goed verlengd naar achteren toe.
Ribben: Voldoende gerond.
Flanken: Voldoende diep.
Staart: Stevig aangezet, sabelvormig gedragen; soms iets lange, harde, iets opstaande haren richting de staartpunt. In rust moet de staartpunt net de grond raken.

Ledematen

Voorhand
Algeheel beeld: sterk, lichte draaiing is toegestaan tot half gedraaid.
Schouder: Gespierd zonder zwaar te zijn en oplopend.
Elleboog: Dicht tegen het lichaam.
Voeten: Iets verlengde ovaalvorm, tenen droog en gesloten. Voetkussens en nagels zwart.
Achterhand
Algeheel beeld: vanaf achteren gaat een verticale lijn van de punt van de bil door het midden van het been, de hak, middelvoet en de voet.
Dijbeen: lang en gespierd.
Sprong: breed, licht gebogen, voldoende kort en sterk.
Gangen: regelmatig en makkelijk.

Huid

Niet te dun, soepel. Zwart of sterk gepigmenteerd met zwarte vlekken, nooit geheel wit. Haarloze zones zwart.

Vacht

Beharing: kort, niet te lang, goed gesloten.
Kleur: geheel gespikkeld (zwart en wit) wat een leisteenblauw effect geeft; met of zonder zwarte vlekken.
Twee zwarte vlekken aan weerszijden van het hoofd, de oren bedekkend tot op de wangen. Ze komen niet samen op het hoofd, maar laten een witte scheiding in het midden waarin zich meestal een zwarte vlek bevindt die ovaalvormig is: een kenmerk van het ras. Twee min of meer felle tanaftekeningen boven de arcadeboog (quatroeille). Men treft tanaftekeningen eveneens aan op de wangen, de lippen, aan de binnenkant van de oren, op de ledematen en onder de staart.

Schofthoogte

Reu en teef 34 - 38 cm.